Introductie

De tweede Altink-affaire :

de ontmaskering van de Nederlandse kunstmaffia



Op 19 november 2014 heeft de Rechtbank te Assen een eindvonnis gewezen.

Samenvatting:
"De rechtbank Assen, ontbindt de in februari 1999 tussen Meijering en Van Loenen c.s gesloten overeenkomst betreffende de (ver)koop van de schilderijen 'Reitdiep' en 'Pic de Luc.' en veroordeelt Van Loenen c.s hoofdelijk een bedrag te betalen van Euro 39.789,79 inclusief beslag- en proceskosten, te vermeerderen met wettelijke renten over de diverse schadecomponenten vanaf 1 februari 1999, telkens tot de dag van volledige betaling. (3.2) De rechtbank Assen verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.”

Daarnaast veroordeelde de rechtbank Assen Van Loenen alsmede zijn echtgenote tot schadevergoeding wat betreft de onverkoopbare 'besmette' privékunstcollectie van Meijering en gederfde verkoopopbrengst.

Schadestaat procedure
De rechtbank was tevens van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat Meijering door het onderhavige geschil enige schade heeft geleden. Meijering schat deze schade in redelijkheid op Euro 40.000.
Ten aanzien van de drie door de rechtbank als twijfelachtig bestemde schilderijen is de rechtbank van mening dat Meijering deze drie schilderijen in zoverre kan inbrengen in de schadestaat procedure indien hij meent dat deze drie schilderijen, als behorend tot zijn privécollectie, in waarde zijn verminderd door toedoen van Van Loenen. De door Meijering geleden schade bedraagt voor deze schadecomponent € 7.485,00, exclusief wettelijke renten. (De wettelijke renten bedragen op 1 december 2014 € 7.469,77) De waarde van deze drie betwiste schilderijen zijn middels taxaties door twee erkende taxateurs vastgesteld en bedraagt nul Euro.

Beroep op eigen schuld
De rechtbank verwierp in haar vonnis het beroep op eigen schuld. In het vonnis van de rechtbank van 26 januari 2006 had de rechtbank reeds vastgesteld dat Van Loenen en echtgenote 'de schilderijen als ware zij echt heeft verkocht’. ‘Voor zover een deel van schade was veroorzaakt door de media aandacht die was ontstaan, is dat evenmin schade die aan Meijering kan worden toegerekend.’(2.10)

Subsidiaire vordering
Hoewel Meijering van mening is dat de rechtbank Assen ten aanzien van de door Meijering ingestelde subsidiaire vorderingen (2.11) een onjuiste beslissing had genomen gaat Meijering tegen het eindvonnis van de rechtbank Assen niet in hoger beroep bij het gerechtshof Leeuwarden. Volgens de rechtbank Assen zou Meijering de subsidiaire vordering tot voldoening van de koopsom van de schilderijen niet meer handhaven. Deze stelling is onjuist.

Samenvatting eindvonnis rechtbank Assen
Het bedrag dat volgens het eindvonnis van de rechtbank Assen - bij voorraad uitvoerbaar - door Van Loenen c.s aan Meijering moet worden betaald is E 55.187,69 inclusief wettelijke renten tot 1 december 2014 en exclusief de uiteindelijke toekenning van de schadestaatprocedure door de rechtbank Assen.